Op vrijdag 13 november verenigden leden uit het roemruchte begintijdperk der VGST zich voor een Reünie. Daarbij werd gezongen, gedronken en zelfs gebrald.
Tevens werd het lied ‘Vroeger was alles beter’ ten gehore gebracht.
Hieronder de tekst (uit de Cantusbundel):
W.P.M. Beekman, T. Vonk, J. Teekens, M. Oudman – Uitgevoerd op de 2e lustrumdies 1993.
Op de wijs van Wim Sonneveld, “Langs het tuinpad van mijn vader”.
Uit: Indruk.
1. ‘k Was laatst naar wat papier op zoek
en vond mijn oude lustrumboek
tien jaar lang V.G.S.T.
Geschiedenis in woord en beeld
de foto’s langzaam wat vergeeld
brachten mij terug naar Enschede.
Ik zie mijzelf heel jong nog staan
om op novitiaat te gaan
gedrild door vijf tweedejaars binken.
De hardheid was nog maar zo-zo
we keken naar wat video en
de senaat kwam Pittbier drinken
En in een hoekje van de eetzaal
staat Robert Boersma met zijn bier.
Ik was nog jong en aangeschoten
en dacht: zo blijft het altijd hier.
2. Zevenentachtig kwam met veel
en paste niet in het gareel
een hele schok voor de cultuur.
De vreugdewipper, het blazoen
van de gezelligheid van toen
telde voorgoed zijn laatste uur.
Wij noemden wat we brachten stijl,
hanteerden vlot de botte bijl
en stoorden ons niet aan bezwaren.
Wij noemden het studentikoos,
gingen fuiven in de soos
met bier en whisky en sigaren.
En aan ’t biljart klaar om te stoten
staat Robert Boersma met zijn bier.
Ik was nog jong en aangeschoten
en dacht: zo blijft het altijd hier.
3. Wij dronken en wij praatten veel,
we deden intellectueel,
ik Habermas, jij Lyotard.
Met blazers bij het Heil gekocht
werden soosen opgezocht,
we brasten ketens bij elkaar.
De mores schoten uit de grond,
het dispuutsysteem ontstond
en ook een lied om hard te brallen.
Elk feest werd een compleet festijn,
zelfs om het veld voor Dommelstein
lagen we om het vuur te lallen.
En in de rosse gloed der vlammen
ligt Robert Boersma met zijn bier.
Ik was nog jong en aangeschoten
en dacht: zo blijft het altijd hier.
4. Boersema, Haitsma en Van Veen,
waar zijn die mooie jaren heen
van erudiete amicaliteit
en zo, ze zijn verschroeid
en langzaam worden wij vermoeid
van luisteren naar Rittersma.
Als oude bal denk je al ras
dat vroeger alles beter was
maar ’t heden laat zich niet meer dwingen.
Al doe je ook nog zo je best,
dus op de dies die je rest
ga je maar over vroeger zingen.
En ergens in de donk’re eetzaal
drinkt Boersma nog een laatste bier
en ik doe lam en aangeschoten
het licht uit en vertrek van hier.